5. Arbeidsomstandigheden

De Gezondheidraad adviseert over omstandigheden en factoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid van werknemers.
Een vaste taak van de raad is advisering over de schadelijkheid van stoffen waaraan mensen tijdens hun werk kunnen worden blootgesteld. Ook adviseert de raad over de vaccinatie van werknemers tegen infectieziekten.

De raad doet voorstellen om stoffen in te delen in specifieke gevarencategorieën en doet aanbevelingen voor gezondheidskundige advieswaarden. Voor kankerverwekkende stoffen adviseert de SER vervolgens over de haalbaarheid van deze gezondheidskundige advieswaarde, waarna de minister een grenswaarde kan vaststellen.

Beroepsmatige blootstelling aan stoffen

De Gezondheidsraad publiceerde in 2023 drie adviezen over bescherming tegen schadelijke stoffen op de werkplek.

Als eerste verscheen een advies over rubberstof en rubberdamp. Blootstelling aan dampen en stoffen die vrijkomen in de rubberproducerende industrie worden geassocieerd met een verhoogd risico op kanker. Maar vanwege de variabele samenstelling van rubberstof en rubberdamp is het niet mogelijk om een gezondheidskundige advieswaarde af te leiden. Volgens de Gezondheidsraad is meer onderzoek nodig om na te gaan welke blootstellingsmaten de meest relevante informatie verschaffen over de mate van blootstelling. Aanvullend zijn gegevens nodig over de huidige blootstelling in de rubberproducerende industrie. Die blootstelling is de laatste decennia namelijk aanzienlijk veranderd, waardoor onderzoeken naar blootstelling in het verleden nu minder relevant zijn.

Een tweede advies ging over de stof pyridine, die wordt gebruikt bij de productie van onder andere pesticiden, geneesmiddelen, waterafstotende middelen voor textiel en geurstoffen, en als oplosmiddel voor verf, rubber en hars. De Gezondheidsraad heeft beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat pyridine kankerverwekkend is. Het bewijs is beperkt en de raad adviseerde om pyridine te classificeren in gevarencategorie 2: stoffen die ervan verdacht worden kankerverwekkend te zijn voor mensen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat pyridine mutageen is, dat wil zeggen dat het erfelijk materiaal in cellen blijvend kan veranderen. Daarom beveelt de Gezondheidsraad aan om pyridine niet te classificeren als mutageen in geslachtscellen.

In het najaar volgde een advies voor de classificatie van tricresylfosfaat, dat wordt gebruikt als vlamvertrager in polystyreen en andere thermo-plasten, als PVC-weekmaker, als smeermiddel en als hydraulische -vloeistof. Mensen kunnen met de stof in aanraking komen wanneer zij werken in drukkerijen, in wetenschappelijk onderzoek of wanneer zij beroepsmatig bezig zijn met de samenstelling van complexe mengsels van chemicaliën. Tricresylfosfaat wordt ook gebruikt als toevoeging in motorolie van vliegtuigen. Voor de effecten op de vruchtbaarheid adviseert de Gezondheidsraad om tricresylfosfaat te classificeren in -gevarencategorie 2, wat wil zeggen dat de stof ervan verdacht wordt schadelijk te zijn voor de vruchtbaarheid, maar dat de bewijslast beperkt is. Voor effecten op de ontwikkeling van het ongeboren kind en voor de effecten op of via lactatie adviseerde de raad om niet te classificeren in een gevarencategorie, omdat er onvoldoende geschikte onderzoeksgegevens zijn.

Gezondheidskundige advieswaarde voor rubberstof en rubberdamp
Het advies Classificatievoorstel: Rubberstof en rubberdamp is opgesteld door de vaste Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen en op 3 juli aangeboden aan de minister van SZW.

Classificatievoorstel: pyridine mogelijk kankerverwekkend
Het advies Classificatievoorstel: Pyridine is opgesteld door de vaste Subcommissie Classificatie carcinogene stoffen en op 29 augustus aangeboden aan de minister van SZW.

Classificatievoorstel: tricresylfosfaat mogelijk schadelijk voor vruchtbaarheid
Het advies Classificatievoorstel: Tricresylfosfaat is opgesteld door de vaste Subcommissie Classificatie reproductietoxische stoffen en op 13 november aangeboden aan de minister van SZW.

Vaccinaties voor werknemers

In het verslagjaar publiceerde de Gezondheidsraad twee nieuwe adviezen over de vaccinatie van werknemers.

Het eerste advies betrof de griepvaccinatie. Volgens de Gezondheidsraad zijn er groepen werknemers die van hun werkgever griepvaccinatie aangeboden zouden moeten krijgen. Het gaat om verschillende doelgroepen. Vaccinatie van gezondheidszorgpersoneel is aanbevolen om de werknemers zelf te beschermen, maar vooral ter bescherming van (kwetsbare) patiënten. Werknemers die in een kleine ruimte vaak nauw contact hebben met anderen, komen volgens de Gezondheidsraad in aanmerking voor griepvaccinatie, vooral ter bescherming van henzelf. 

En bij bijvoorbeeld chauffeurs die kwetsbare personen vervoeren of kappers in verpleeghuizen ook ter bescherming van de mensen voor wie ze zorgen. De Gezondheidsraad adviseerde in augustus om werknemers die het risico lopen om vijf keer per jaar of vaker door teken te worden gebeten -vaccinatie aan te bieden tegen tekenencefalitis (TBE), ofwel hersen-ontsteking door een tekenbeet. Mensen die voor hun werk vaak in bosgebieden, duinen, heide, parken en tuinen zijn, lopen een extra risico op een tekenbeet en daarmee ook op een infectie met het TBE-virus. Ook werknemers die direct in aanraking kunnen komen met het TBE-virus, bijvoorbeeld in een laboratorium, moeten volgens de raad vaccinatie aangeboden krijgen.

Bepaalde groepen werknemers vaccineren tegen griep
Het advies Vaccinatie van werknemers: griep is opgesteld door de vaste Subcommissie Vaccinatie werknemers en op 28 maart aangeboden aan de minister van SZW en de staatssecretaris van VWS.

Werknemers die regelmatig tekenbeet oplopen vaccineren tegen TBE
Het advies Vaccinatie van werknemers: tekenencefalitis is opgesteld door de vaste Subcommissie Vaccinatie werknemers en op 24 augustus aangeboden aan de minister van SZW.

Podcast Arbeidsomstandigheden

Mensen kunnen tijdens hun werk worden blootgesteld aan stoffen die mogelijk schadelijk zijn voor de gezondheid. De Gezondheidsraad adviseert over grenswaarden voor chemische stoffen op de werkvloer.

In 2023 publiceerde de Gezondheidsraad een podcastserie over verleden, heden en toekomst van de advisering door de raad. Dit zijn citaten uit de aflevering Arbeidsomstandigheden. 

Susan Peters
Beeld: ©Susan Peters

Susan Peters, universitair hoofddocent Epidemiologie aan de Universiteit Utrecht en lid van de vaste Commissie gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS)

“Pas als er bewijs is dat iets ziekte veroorzaakt, kunnen we de volgende stap maken: moeten we die grenswaarde aanpassen? Of: waar moeten we de limiet leggen waar mensen aan blootgesteld kunnen worden om zoveel mogelijk ziekte te voorkomen?

Zonder dit soort grenswaarden zou er veel meer blootstelling zijn. […] Door het werk van de Gezondheidsraad en deze commissie hebben we al heel veel verbeterd over de laatste decennia.

Met name bij kanker worden mensen pas tien, twintig, dertig jaar later ziek. We moeten daar eigenlijk nieuwe technieken inzetten: als uit de wetenschap blijkt dat door de blootstelling aan een bepaalde stof veranderingen in het DNA gebeuren, kunnen we daar al eerder op inhaken.”

Frans Russel
Beeld: ©Frans Russel

Frans Russel, hoogleraar Farmacologie en Toxicologie aan de Radboud Universiteit en voorzitter van de vaste Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS)

“Mijn verwachting - en dat is ook mijn hoop, mijn toekomstdroom - is dat we steeds meer toegaan naar gepersonaliseerde bescherming van de werker. Bijvoorbeeld door meer ‘biomonitoring’, waarbij we gebruik maken van bijvoorbeeld een druppeltje bloed of urine waarin we metingen zouden kunnen verrichten die veel beter aangeven wat de blootstelling van een persoon is geweest.

Wat ook sterk in opkomst is en waar ik veel verwachtingen van heb, zijn de zogenaamde sensoren. Dat kan een armbandje zijn dat je draagt, dat een maat is voor wat daadwerkelijk de blootstelling is in iemands meest directe omgeving. Die kan al verschillend zijn van wat je in de lucht meet.”

Stefan Vink
Beeld: ©Gezondheidsraad / René Verleg

Stefan Vink, wetenschappelijk secretaris bij de Gezondheidsraad

“Het liefst zouden we onderzoek willen dat is uitgevoerd in Nederland want wij adviseren natuurlijk over de Nederlandse beroepsbevolking, maar dat onderzoek is er niet voldoende. Dus wij kijken internationaal.

Onze adviezen zijn gebruikt voor het stellen van vele grenswaarden en die worden nu in de praktijk gebruikt om de blootstelling te toetsen. En als die te hoog is, dan moet die omlaag.

Ik hoop dat in de toekomst ander soort onderzoek de basis gaat vormen. We kijken nu naar diergegevens en epidemiologische gegevens. Maar tegenwoordig wordt heel veel in vitro-onderzoek gedaan, dus in kweekschaaltjes, en meer modelleren. Op basis van dat soort onderzoek kan mogelijk ook meer geadviseerd worden.”