Speciale activiteiten in 2020
Afscheidssymposium Pim van Gool
Wetenschap: probleemoplosser en schild tegen onzin
Op 13 februari organiseert de Gezondheidsraad een symposium ter gelegenheid van het afscheid van voorzitter prof. dr. Pim van Gool. Onderwerp: dilemma’s rond de roep om beleidsrelevante wetenschap. Gaat beleidsrelevantie niet ten koste van de onafhankelijkheid van wetenschappers? Prikkelende voordrachten van sprekers uit binnen- en buitenland zetten de deelnemers aan het denken.
Professor Peter Rothwell (University of Oxford) stelt dat onderzoek altijd oplossingen voor een probleem moet aandragen. “Als wetenschappers niet worden gestuurd door beleid, dan verdiepen ze zich niet in de ‘saaie’ veelvoorkomende aandoeningen. Het laaghangend fruit blijft zo hangen”, aldus Rothwell. Om die reden weten we volgens hem nog steeds niet goed hoe we beroertes kunnen voorkomen, hoe het echt zit met de risico’s van hoge bloeddruk en wat nu precies de voor- en nadelen zijn van aspirine. Prof. dr. Frank Miedema (Science in Transition/UMC Utrecht) gaat nog een stapje verder. Hij pleit ervoor om bijvoorbeeld aan patiënten zelf te vragen op welke vragen zij een antwoord zoeken.
Verrijking
“Natuurlijk is het de taak van de wetenschap een probleem van de samenleving op te lossen”, vindt ook hoogleraar gezondheidsethiek Inez de Beaufort (Erasmus MC), om vervolgens op te merken dat het als een kwaliteit van beschaving is te zien als je ook onderzoek doet naar iets wat niet direct maatschappelijk relevant is. “Wetenschap is het beste wat we hebben als schild tegen de onzin waar de samenleving door wordt geteisterd.”
Wetenschap ten dienste van beleid is geen beperking, maar een verrijking, concludeert Pim van Gool aan het einde van de conferentie. “Ik heb genoten van het ingewikkelde proces om solide wetenschap steeds weer te vertalen naar een bruikbaar Gezondheidsraadadvies”, aldus de scheidend voorzitter. Van Gool is hoogleraar neurologie en was sinds 2005 actief lid van de Gezondheidsraad. In 2012 werd hij benoemd tot voorzitter.
Online lezing Wiepke Cahn
Integreer zorg voor mensen met psychische en lichamelijke aandoeningen
Op 27 mei publiceert de Gezondheidsraad het advies Integrale zorg voor mensen met lichamelijke en psychische aandoeningen. Kort daarvoor verzorgt prof. dr. Wiepke Cahn een online lezing voor beleidsmakers van het ministerie van VWS. Cahn is hoogleraar Lichamelijke gezondheid bij psychiatrische aandoeningen (Universiteit Utrecht) en lid van de expertgroep verantwoordelijk voor het advies. Cahn: “De integratie van zorg voor mensen met psychische en lichamelijke aandoeningen zorgt voor meer gezondheidswinst en minder kosten.”
Schattingen wijzen uit dat zo’n 50 tot 70 procent van de GGZ-populatie ook specialistische zorg nodig heeft voor lichamelijke problemen. “Lichamelijke aandoeningen zijn eerder regel dan uitzondering in de psychiatrie”, zegt Cahn. Omgekeerd is bij mensen met een chronische lichamelijke aandoening ook zeer vaak sprake van psychiatrische aandoeningen. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat dezelfde genen en omgevingsfactoren in verband worden gebracht met het ontstaan en het beloop van zowel psychiatrische als lichamelijke aandoeningen. Omgevingsfactoren als medicatiegebruik, stress en een ongezonde levensstijl kunnen een grote rol spelen, maar ook armoede en negatieve ervaringen in de kindertijd. Een van de belangrijkste oplossingsrichtingen die Cahn noemt, is aandacht voor preventie. Ook meer samenwerking tussen de lichamelijke en psychische gezondheidszorg ligt wat haar betreft voor de hand.
Hindernissen en kansen
Na haar lezing is er een tweegesprek tussen Cahn en psychiater Maarten van Schijndel. Hij promoveerde 11 november 2020 aan de Erasmus Universiteit op de organisatie van Medisch Psychiatrische Units en was als wetenschappelijk medewerker van de Gezondheidsraad verantwoordelijk voor het advies. Van Schijndel vraagt Cahn onder meer naar de hindernissen en kansen bij het integreren van de zorg. “Er zijn verschillende financieringsstructuren bij de medische zorg en bij de GGZ. Dat levert echt problemen op”, aldus Cahn. Kansen ziet zij in de opleiding van zorgverleners - met een gezamenlijk curriculum -, betere patiëntenvoorlichting en het opzetten van pilotprojecten. Voorbeeld hiervan is het zorgprogramma Lijf en Leven, dat Cahn leidt. Daarin werken verschillende disciplines, zoals een internist, diëtist, de ziekenhuisapotheker, een psychomotorisch therapeut en verpleegkundig specialist nauw samen. Geïntegreerde zorg: het kán dus wel.
Online consultatie jongGR
Jonge voedingsexperts delen kennis over eiwitkwaliteit
Op 2 juni organiseert jongGR een consultatie van jonge wetenschappers en beleidsmakers met kennis op het gebied van voeding en gezondheid. Via een onlinevideobijeenkomst krijgen zij die middag de kans om mee te discussiëren over de kwaliteit van eiwit in het Nederlandse voedingspatroon.
In 2020 werkt de vaste Commissie Voeding van de Gezondheidsraad aan het vaststellen van eiwitnormen voor de gezonde bevolking. Deelnemers aan de consultatie van jongGR worden uitgenodigd om mee te denken over vragen als ‘wat betekent een verschuiving naar een meer plantaardig voedingspatroon voor de eiwitkwaliteit en de gezondheid?’ en ‘wat is de wetenschappelijke stand van zaken op het gebied van het bepalen van eiwitkwaliteit in de (humane) voeding?’ Het thema eiwittransitie wordt belicht vanuit onderzoek bij mensen, maar ook vanuit de vraag wat we kunnen leren van onderzoek bij dieren.
Kennis delen én kennismaken
Het doel van de bijeenkomst is tweeledig: actuele kennis ophalen over eiwitnormen, -kwaliteit en -transitie én kennismaken met jonge experts met een frisse blik op deze onderzoeksgebieden. Vicevoorzitter van de Gezondheidsraad prof. dr. Marianne Geleijnse leidt de bijeenkomst in en zit de sessie voor. Vanuit het jongGR-netwerk doen jonge onderzoekers met expertise op gebieden als duurzame voeding, eiwitverteerbaarheid en (onder)voeding bij ouderen mee. Ook zijn er beleidsmakers van het Voedingscentrum en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. De vaste Commissie Voeding kan de uitkomsten en inzichten benutten voor toekomstige advisering.