Gezamenlijke werkagenda voor vaccinaties: efficiënt en transparant

Bij de advisering over het beleid rond vaccineren spelen in Nederland verschillende partijen een rol. Om te zorgen dat op het juiste moment de relevante onderwerpen worden aangepakt, startte enkele jaren terug het prioriteringsoverleg. De Gezondheidsraad inventariseert daarin samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Zorginstituut Nederland (ZiN) en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) wat de nieuwe adviesonderwerpen zouden moeten zijn om te komen tot een gezamenlijk advies over de werkagenda aan het ministerie van VWS. De partijen weten elkaar beter te vinden en daarmee wordt het proces efficiënter én transparanter. We spreken hierover met Hans van Vliet, manager Rijksvaccinatieprogramma (RVP) van het RIVM.

Waar kwam de behoefte aan meer onderlinge afstemming vandaan?

“In de loop der tijd bleek dat veel vaccins die niet in het RVP zijn opgenomen weinig aandacht kregen. Er is toen gepleit voor het ontwikkelen van één beoordelingskader voor zowel vaccinaties binnen het programma als daarbuiten. Die behoefte werd concreet in het advies Het individuele, collectieve en publieke belang van vaccinatie dat de Gezondheidsraad in 2013 publiceerde. In dat advies werd een driedeling gemaakt: vaccins die actief in een publiek programma zoals het RVP worden aangeboden, vaccins die niet via het RVP of een vergelijkbaar programma worden aangeboden maar wel als essentiële zorg worden gezien en door de verzekering worden vergoed en tot slot vaccins die mensen zelf moeten financieren, zoals bijvoorbeeld reizigersvaccins. Vanuit die gedachte was het zinvol dat Zorginstituut Nederland en de Gezondheidsraad elkaar meer zouden opzoeken om gezamenlijk tot één beoordelingskader te komen en daarmee tot eenduidige adviezen over waar vaccins gepositioneerd moeten worden. Het RIVM kreeg vervolgens de opdracht om daar publieksinformatie over te verstrekken.

Naast het positioneringsvraagstuk was er een groeiende behoefte om meer gezamenlijk te signaleren en prioriteren. Alle partijen zagen dat er nog een heleboel onderwerpen op de plank lagen en zeiden tegen elkaar: Het is goed als we samen in beeld krijgen welke onderwerpen eraan komen en welke de hoogste prioriteit hebben.”

Beeld: ©VormVijf

Hoe ziet die afstemming er in de praktijk uit?

“De betrokken partijen hebben ongeveer twee keer per jaar een prioriteringsoverleg. Zorginstituut Nederland, de Gezondheidsraad, het RIVM - en sinds een tijdje ook het CBG - zijn deelnemers aan het overleg, en het ministerie van VWS is als waarnemer aanwezig. Samen ontwikkelen we een werkagenda die steeds drie jaar vooruitblikt. Meestal zijn we het vrij snel eens over de prioriteiten op die agenda. Grofweg doen we dat aan de hand van drie hoofdvragen: Is er een groot probleem? Is er een nieuw vaccin? En wat is de urgentie?

Een belangrijk bijeffect van het gezamenlijk prioriteren is dat je ook samen gaat plannen, zodat je werkafspraken kunt maken. Eén van de dingen die daarmee is veranderd, is dat het RIVM voorafgaand aan een adviestraject een zogeheten basisdocument maakt waarin de beschikbare wetenschap zo objectief mogelijk wordt weergeven. Dit document vormt een startpunt voor de Gezondheidsraad om met zo'n onderwerp aan de slag te gaan. Tijdens het adviestraject stemt de Gezondheidsraad bijvoorbeeld met ZiN af wanneer men een kosteneffectiviteitsanalyse wil laten uitvoeren. Een tijdje terug is ook het CBG bij het overleg aangesloten. Want we realiseerden ons: Wil je kunnen prioriteren, dan moet je weten wat er in de pijplijn zit. Het CBG heeft zicht op welke vaccins er geregistreerd worden of waar een wijzigingsverzoek is gedaan. Dat biedt een goede blik op wat eraan  komt.”


Wat is de belangrijkste winst die het prioriteringsoverleg tot nu toe oplevert?

“Zowel inhoudelijk als procedureel vinden we elkaar steeds beter. Bij het bespreken van de werkagenda heb je het in de praktijk natuurlijk meteen over de aanpak en wie daarin welke rol heeft. Is er samenhang tussen onderwerpen? Kunnen we adviesonderwerpen samenvoegen of moeten we ze juist loskoppelen?

Het proces is nu efficiënter én transparanter. We vinden elkaar makkelijker, omdat we steeds meer routine met elkaar hebben. Een concreet voorbeeld speelde bij het Gezondheidsraadadvies Vaccinatie tegen HPV dat vorig jaar verscheen. In het prioriteringsoverleg stelden we samen vast dat dat advies er écht moest komen. Maar we wisten ook dat het een complex advies zou zijn, omdat er veel verschillende vragen speelden die ook nog eens op elkaar inhaakten. Het RIVM heeft voor de start van het advies een basisdocument gemaakt. Maar tussentijds kwamen er vanuit de Commissie Vaccinatie tegen HPV vragen over wat je kunt doen om de vaccinatiegraad te verhogen. Daarop is er door het RIVM nog een extra document opgeleverd waarin de belangrijkste literatuur over die vraag is samengevat. Het laat zien dat de Gezondheidsraad de weg om het RIVM te vragen om de zaken op een rijtje te zetten niet langer alleen vooraf weet te vinden, maar ook tijdens het adviestraject.

Dat het overleg de efficiëntie bevordert zien we bijvoorbeeld bij het onderwerp Hepatitis A en B. Dit staat voor 2021 op de werkagenda. Omdat we dat nu al weten kan VWS al nadenken over de adviesvraag en kan het RIVM zich voorbereiden op het maken van een basisdocument. Nog zo’n voorbeeld werd zichtbaar toen dit jaar vanuit het Tuberculosefonds de vraag kwam of er niet eens kan worden gekeken naar de vaccinatie tegen tuberculose van kinderen uit hoog-risicogebieden. Daarop kon simpelweg worden gezegd: zet maar iets op papier, dan bespreken we dat in het prioriteringsoverleg. En inmiddels staat dit onderwerp op de werkagenda. Zo zien we dus dat die afstemming ook werkt wanneer er onderwerpen van buitenaf worden aangedragen.

De werkagenda maakt ons werk ook transparanter. Het ministerie van VWS stelt de agenda vast en deelt deze met de Tweede Kamer. Daardoor is er meer openheid en weet de politiek beter wat men wanneer mag verwachten. Bovendien kunnen we naar het brede publiek meer helderheid geven over de manier waarop prioriteiten worden gesteld, hoe we keuzes maken en welke overwegingen daarbij een rol spelen.”


Begin 2019 is er een gezamenlijk werkbezoek naar Engeland geweest. Wat heeft dat opgeleverd?

“We zijn met een delegatie van de Gezondheidsraad, het RIVM en VWS op werkbezoek geweest bij het Joint Committee of Vaccination and Immunization, JCVI, en bij Public Health England. JCVI is een vooraanstaand adviesorgaan dat zich buigt over vaccinatievraagstukken. En Public Health England kan worden gezien als de Britse equivalent van ons RIVM. We gingen daarheen omdat Engeland vaak als voorbeeld wordt genoemd van hoe processen sneller kunnen worden doorlopen. Eén van de winstpunten die we in Engeland zagen is dat de voorbereiding van de uitvoering daar parallel loopt aan de voorbereiding van het advies. Ik denk niet dat wij dat hele Britse model overnemen, maar elementen daaruit zijn zeker interessant. Het RIVM kan in sommige gevallen al tijdens het adviestraject een verkenning doen van wie het gaat uitvoeren en tegen welke praktische zaken men dan aanloopt. Dat moet dan natuurlijk wel losgekoppeld worden van de inhoud. Want het mag nooit zo zijn dat de inhoud van een wetenschappelijk advies van de Gezondheidsraad zich laat beïnvloeden doordat het RIVM bij de implementatie beren op de weg ziet.

We waren onder de indruk van de Britse aanpak, maar zagen ook dat wij het in Nederland zeker niet slecht doen. Dankzij het prioriteringsoverleg kijken we samen verder vooruit en zijn we goed op elkaar ingespeeld. Het is niet dat alle problemen daarmee opeens opgelost zijn, maar we kunnen gezamenlijk kijken hoe we met de mogelijkheden die er zijn de optimale oplossing vinden.”

Terug naar de inhoudsopgave van het jaarverslag 2019.