Samen optrekken als katalysator
#Versnellen #Afstemmen #Signaleren #Prioriteren
Als Gezondheidsraad zoeken we continu naar manieren om te zorgen dat de periode tussen een adviesaanvraag en het uitbrengen van een advies zo kort als mogelijk is. De kwaliteit en gedegenheid van onze adviezen blijven daarbij altijd de belangrijkste norm. Toch zoeken we ook naar manieren om te versnellen. Eén van de manieren waar we in 2018 flink in hebben geïnvesteerd, is het versterken van de samenwerking met onze partners in de keten. Bijvoorbeeld op het gebied van bevolkingsonderzoek, waarbij we steeds meer gezamenlijk optrekken met organisaties als ZonMw, het ministerie van VWS en het RIVM.
Binnen de Gezondheidsraad werken wetenschappelijk secretarissen Hans Houweling en Leo van Rossum aan het optimaliseren van de afstemming als het gaat om het proactief signaleren en prioriteren van onderwerpen voor nieuwe of aanpassingen in bestaande bevolkingsonderzoeken. De aanleiding hiervoor is dat VWS regelmatig wordt geconfronteerd met een vraag om aandacht voor screening op een bepaalde aandoening, waarvoor VWS, Gezondheidsraad, RIVM en ZonMw een gedeelde verantwoordelijkheid voelen. Zo ontving de Gezondheidsraad in juni 2018 een adviesaanvraag van de staatssecretaris van VWS over de wenselijkheid van invoering van een van rijkswege aangeboden bevolkingsonderzoek naar aneurysma van de abdominale aorta. Deze adviesaanvraag was het directe resultaat van een brief van een individuele burger die van mening was dat hierop landelijk gescreend zou moeten worden. Die burger heeft dat via een brief op de agenda van de Tweede Kamer gekregen, waarop door de minister van VWS een adviesaanvraag bij de Gezondheidsraad is ingediend.
De Gezondheidsraad is al langere tijd bezig met het zelf meer proactief signaleren van ontwikkelingen en het prioriteren van onderwerpen, onder andere op het gebied van bevolkingsonderzoek, die zich lenen voor een advies. Een rol die past bij de onafhankelijke positie van de Gezondheidsraad en een taak die ook van origine al ligt bij onze vaste Commissie Bevolkingsonderzoek. Door hierover af te stemmen met de andere organisaties in de keten, zoals VWS en RIVM, kunnen we gezamenlijk sneller op ontwikkelingen reageren. Daarbij is het bewaken van ieders rol en positie heel belangrijk. De Gezondheidsraad is een onafhankelijk instituut dat zelf onderwerpen kan selecteren om daarover ongevraagd advies over uit te brengen. Die onafhankelijke positie is juist ook de basis voor een goede samenwerking. De minister van VWS kan zijn beleidskeuzes beter uitleggen wanneer er een onafhankelijk advies aan ten grondslag ligt.
In gesprek met Renske van Tol (VWS) en Barbara Hoebee (RIVM)
We spreken over deze samenwerking met Renske van Tol, coördinator bevolkingsonderzoek en vroege opsporing bij de directie Publieke Gezondheid van het ministerie van VWS en Barbara Hoebee, coördinator bij het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CvB) van het RIVM.
Ieder vanuit zijn eigen rol
Samenwerken is niet nieuw voor de organisaties die zich ieder vanuit hun eigen rol bezighouden met bevolkingsonderzoek. Maar de intensieve manier waarop dit nu vorm krijgt is dat wel. Barbara: “Dat vonden we nodig, omdat we ons realiseren dat we allemaal van elkaar afhankelijk zijn. Onze werkzaamheden zijn gescheiden, maar toch grijpen ze allemaal in elkaar.” In het geval van bevolkingsonderzoeken is VWS verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding die resulteert in een adviesaanvraag van de minister. Die adviesaanvraag wordt behandeld door de Gezondheidsraad. Als het advies er is, neemt VWS daarover weer een besluit. Wanneer wordt besloten een bevolkingsonderzoek aan te passen of nieuwe bevolkingsonderzoeken uit te voeren, wordt het RIVM vervolgens gevraagd om een uitvoeringstoets te doen. De uitkomsten daarvan gaan weer terug naar VWS, voordat het RIVM kan starten met de implementatie ervan. In dit hele proces is ZonMw verantwoordelijk voor het voorbereidende onderzoek. Dat onderzoek kan nodig zijn voor het advies van de Gezondheidsraad, maar er kunnen ook wetenschappelijke vragen spelen die beantwoord moeten worden voor het implementatietraject van het RIVM. Juist omdat in de besluitvorming iedereen een andere rol heeft, maar wel onderling afhankelijk is, is de intensivering van de samenwerking essentieel. Renske: “Voor VWS is dat heel belangrijk, want wij zitten in een hele lastige positie als er opeens een nieuwe screeningsmethode is ontwikkeld die op papier veel beter is. We moeten daar dan snel op reageren. Als wij dan moeten vertellen dat het volledige besluitvormingsproces zeker enkele jaren kan gaan duren, is dat een lastig te verkopen verhaal.”
Samen signaleren en prioriteren
De gemeenschappelijke behoefte om geen onnodige tijd te verliezen is aanleiding om gezamenlijk op te trekken bij het signaleren en prioriteren van ontwikkelingen op het gebied van screening. Renske: “We zijn bezig om dat proces te organiseren en vooral ook structureel met elkaar in gesprek te gaan.” Dankzij deze samenwerking wordt ook helder wie wanneer aan zet is en op welke vlakken de organisaties elkaar nodig hebben. Barbara: “Als we een gemeenschappelijk beeld hebben van wat er op ons afkomt, kunnen we beter afstemmen waar de prioriteiten liggen en daar tijdig op inspelen. We kunnen dan afspraken maken.” Dat is ook nodig, want elke organisatie heeft maar beperkte capaciteit. Renske: “Er moeten keuzes gemaakt worden die we met elkaar delen, zodat we ze ook gezamenlijk – ieder vanuit zijn eigen rol – kunnen uitleggen.”
“Als we een gemeenschappelijk beeld hebben van wat er op ons afkomt, kunnen we beter afstemmen waar de prioriteiten liggen en daar tijdig op inspelen.”
Inmiddels is elke organisatie voor zich gestart met het in kaart brengen van de ontwikkelingen op het gebied van screening. Renske: “Iedereen gaat daar eerst zelf naar kijken en voor zichzelf bepalen wat de prioriteiten zijn.” Ieder doet dat op zijn eigen manier. Barbara legt uit dat dat proces op zich al heel zinvol en leerzaam is: “Het heeft ons in ieder geval geboden dat je even uit de waan van de dag gehaald wordt en even gedwongen wordt om 5 tot 10 jaar vooruit te kijken.” De volgende stap is om met alle organisaties om de tafel te gaan en de lijstjes van prioriteiten te vergelijken. Renske: ”Dat wordt spannend. We zien dan hoe het zich tot elkaar verhoudt. We zullen merken of we een beetje op één lijn zitten. Of dat de ene organisatie iets heel belangrijk vindt en de ander het onderaan het lijstje heeft staan. Dat kan overigens ook terecht zijn, omdat de ander daar dan voorlopig nog helemaal geen rol in heeft.”
Anders organiseren
Trajecten rondom het invoeren of aanpassen van bevolkingsonderzoeken nemen veel tijd in beslag. Dat levert soms een spagaat op wanneer de ontwikkelingen juist in rap tempo op de organisaties afkomen. Renske: ”Een voorbeeld hiervan zie je bij de hielprik. In 2015 is door de Gezondheidsraad geadviseerd welke aandoeningen je zou kunnen toevoegen. De ziekte SMA (spinale musculaire atropie) stond niet op dat lijstje. Inmiddels is er voor deze ziekte een behandeling aan het basispakket toegevoegd én is er een geschikte screeningstest. In slechts drie jaar tijd is de situatie volledig veranderd en zou die ziekte nu misschien wel in aanmerking komen voor de hielprik. Maar voor de uitbreiding waarover in 2015 is geadviseerd moet van alles in gang gezet worden en dat duurt jaren. Dan kun je verwachten dat in de tussentijd alweer andere ziektes langskomen die ook in aanmerking komen.”
Dit soort kwesties maken dat de organisaties steeds meer kijken hoe ze proactief op ontwikkelingen kunnen inspelen, maar ook hoe ze gezamenlijk de zaken meer efficiënt kunnen organiseren. Barbara: “Voorheen werd alles achter elkaar georganiseerd. Waar mogelijk kijken we of we zaken nu meer parallel kunnen organiseren.” Renske: “In dit geval heeft het RIVM dus ook al een bijeenkomst georganiseerd met veldpartijen. Dat betekent dat die partijen ook al weten dat we bezig zijn. Dat haalt een stukje onrust weg. Als alles achter gesloten deuren gebeurt, hebben mensen snel het idee dat iets ergens op een stapel ligt
Een lerend proces
Bevolkingsonderzoeken gaan grote groepen mensen aan. De organisatie ervan is een ingewikkeld proces. Juist door de grote uitvoeringsmachine die daarmee gepaard gaat, lukt het niet heel makkelijk om daar zomaar een verbetering door te voeren. Renske: “Doordat we nu gezamenlijk proactief naar prioriteiten kijken, betekent dat in ieder geval dat je als een heel goed op elkaar ingespeeld voetbalteam bezig bent die bal samen over het veld naar voren te krijgen. We raken steeds beter op elkaar ingespeeld en ik denk dat dat in ieder geval leidt tot een zo soepel mogelijke gang richting die innovatie”.
“Het is echt een lerend proces. We hebben besloten om gewoon te beginnen en al doende te leren.”
De nieuwe manieren om samen te werken worden in 2019 geëvalueerd. Renske: “We gaan samen bekijken hoe de afspraken die we met elkaar maken in de praktijk uitpakken.” Barbara: “Het is echt een lerend proces. We hebben besloten om gewoon te beginnen en al doende te leren. We lopen vast nog tegen van alles aan, maar als we alles eerst helemaal zouden moeten uitdenken, zijn we alweer een paar jaar verder”. Alle betrokkenen zijn enthousiast over deze manier van samen optrekken. Barbara: “We groeien echt in de samenwerking. We denken echt met elkaar mee en er is ook veel onderling vertrouwen. Dat helpt enorm!”