Vaccinatie van 5- tot en met 11-jarigen tegen COVID-19
Om tot een advies te komen over vaccinatie van kinderen van 5-11 jaar heeft de Gezondheidsraad de voordelen van vaccinatie afgewogen tegen de nadelen, op basis van de gegevens die tot nu toe beschikbaar zijn. Uiteindelijk is de verhouding tussen gezondheidswinst en mogelijke bijwerkingen voor het individuele kind voldoende gunstig vindt de raad.
Het belangrijkste voordeel van vaccinatie is dat aannemelijk is dat dit voorkomt dat een kleine groep kinderen ernstige COVID-19 krijgt of een ernstige ontstekingsreactie in de vitale organen (MIS-C) waarvoor ziekenhuis- of zelfs ic-opname nodig is. Om hoeveel kinderen dit precies gaat is niet te zeggen, maar de raad schat dat het kan gaan om 100 tot 150 gevallen van MIS-C. Verder ondervinden kinderen indirect gezondheidsnadeel door de pandemie: beperkte toegang tot bijvoorbeeld school, sport en sociale contacten kan leiden tot een slechtere (mentale) gezondheid en sociaal-emotionele ontwikkeling en tot leerachterstanden. Vaccinatie kan dit deels voorkomen, al is niet te zeggen in welke mate.
Tegenover de gezondheidswinst staan relatief beperkte nadelen, volgens de raad. De meeste kinderen zullen na vaccinatie kortdurend last hebben van vermoeidheid, hoofdpijn, spierpijn of koorts. De kans op zeldzame bijwerkingen, zoals myocarditis (ontsteking van de hartspier) is volgens de raad zeer laag.
De Gezondheidsraad vindt het van belang dat er begrijpelijke informatie is voor ouders en kinderen en dat alle vormen van drang vermeden worden. De raad vindt dat de keuze om al dan niet gebruik te maken van het aanbod van vaccinatie niet mag leiden tot uitsluiting van school of sociale uitsluiting van kinderen.