'Radiofrequente straling is niet het nieuwe asbest'

Interview met prof. dr. ir. Hans Kromhout, Universiteit Utrecht, en dr. Eric van Rongen, wetenschappelijk secretaris Gezondheidsraad

In 2022 adviseert de Gezondheidsraad dertig jaar over elektromagnetische velden en gezondheid. Wat waren de belangrijkste onderwerpen? En wat speelt er nu? Een toenemende behoefte aan hoogspanningslijnen, van 3G via 4G, 5G naar 6G en steeds sterkere MRI-scanners roepen vragen op. Een gesprek met scheidend commissievoorzitter prof. dr. ir. Hans Kromhout, hoogleraar Epidemiologie van Gezondheidseffecten van Elektromagnetische Velden (Universiteit Utrecht) en wetenschappelijk secretaris van de Gezondheidsraad dr. Eric van Rongen, tot zijn pensioen verbonden aan de vaste Commissie Elektromagnetische velden (EMV). Kromhout: ‘Gezien de huidige ontwikkelingen is het verstandig om de blootstelling systematisch te monitoren. Dat gebeurt nog te weinig.’

Eric van Rongen en Hans Kromhout
Beeld: ©Gezondheidsraad

Het woord straling leidt bij veel mensen tot associaties met atoombommen en kernrampen zoals in Tsjernobyl en Fukushima. ‘Je kunt straling niet waarnemen. Dat maakt het voor mensen ook griezelig’, vertelt Eric van Rongen. ‘Maar de ene soort straling is de andere niet.’ De gezondheidsrisico’s van radiofrequente straling, waar radio, tv, wifi en mobieltjes van gebruikmaken, en van extreem laagfrequente elektromagnetische velden, zoals nabij hoogspanningslijnen, zijn voor de algemene bevolking zeer laag – en niet te vergelijken met de gevaren van röntgenstraling of die van radioactieve stoffen (gammastraling). ‘Nu kunnen deskundigen prima uitleggen hoe soorten elektromagnetische straling van elkaar verschillen, maar in de ogen van sommige mensen is het een pot nat’, zegt hij. ‘Bij die ongerustheid lijken twee zaken mee te spelen: angst voor straling en het gevoel weinig invloed te hebben op maatschappelijke ontwikkelingen en besluitvorming.’

Het aantal studies naar de gezondheidsrisico’s van blootstelling aan elektromagnetische velden is in de loop der jaren flink toegenomen. Bestudeerde de commissie begin jaren 90 de resultaten van vier à vijf studies per jaar, inmiddels zijn dat er enkele honderden. Wetenschappelijk onderzoek vormt de basis voor adviezen die de Commissie EMV in de loop der jaren uitbrengt over gezondheid en hoogspanningslijnen, radiofrequente straling, mobiele communicatie en 5G.

Voorzorgbeleid

Een belangrijke bevinding uit onderzoek naar mogelijke gezondheidsrisico’s van extreem laagfrequente elektromagnetische velden is een mogelijk verband tussen langdurige blootstelling aan dit soort velden en een verhoogd risico op leukemie bij kinderen. Dit werd eind jaren 90 duidelijk. Voor Nederland is geschat dat één geval van kinderleukemie per twee jaar mogelijk samenhangt met wonen in de nabijheid van hoogspanningslijnen. Voor toenmalig minister Jan Pronk (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) was dat aanleiding om voorzorgbeleid te formuleren over de maximale blootstelling van kinderen bij hoogspanningslijnen in woonhuizen, peuterspeelzalen en crèches. Van Rongen: ‘De commissie heeft dat voorzorgbeleid omarmd en bij een actualisering van het advies in 2018 voorgesteld het uit te breiden naar andere bronnen, zoals ondergrondse elektriciteitskabels, transformatorstations en -huisjes.’ Op grond van recent wetenschappelijk onderzoek adviseert de Gezondheidsraad dit in 2022 nogmaals.

Wijkaccu

Nu steeds meer burgers en bedrijven afstappen van fossiele brandstoffen is er een enorme vraag naar opslag- en transportcapaciteit voor elektriciteit. Met windmolens en zonnepanelen opgewekte elektriciteit moet immers zijn weg vinden naar woonhuizen en bedrijventerreinen. ‘De energietransitie vraagt om een andere infrastructuur van de energievoorziening’, zegt Kromhout. ‘Door lokaal energie op te wekken en wijkaccu’s te gebruiken, hoef je minder elektriciteit te transporteren, is minder netcapaciteit nodig en zou je de blootstelling aan extreem laagfrequente elektromagnetische velden kunnen beperken.’ Bij nieuwe netwerken die nog wel nodig zijn, vertelt Van Rongen, kan het ondergronds brengen van hoogspanningskabels de blootstelling eveneens beperken.

Bestraal-me-niet

In 1997 bracht de Commissie EMV zijn eerste advies uit over radiofrequente velden, waarvan radio- en televisiezenders, mobiele telefoons en radarinstallaties de belangrijkste bronnen zijn. Toen in de jaren 90 in woonwijken masten en antennes verschenen, kwamen er vragen over de blootstellingsrisico’s. Mensen begonnen zich zorgen te maken. ‘Bij de ontwikkeling van 3G naar 4G, 5G en 6G wordt vaak gedacht: ‘hoe hoger het getal bij de letter G, hoe sterker de blootstelling’, aldus Kromhout. ‘Dat is niet terecht. Bij 3G was de stralingsintensiteit een factor honderd hoger dan bij 4G.’
Dat komt onder meer omdat mobiele telefoons veranderen: werkten oude modellen nog continu op maximaal vermogen, in de nieuwe zit een voorziening die ervoor zorgt dat de stralingssterkte alleen bij gebruik hoger is, en meteen daarna automatisch lager. Ook zijn er inmiddels antennes die heel gericht naar apparatuur kunnen stralen. Kromhout: ‘Dat kun je zien als een soort bestraal-me-niet aanpak: alleen degene die ervoor kiest zijn smartphone te gebruiken is blootgesteld; degene ernaast veel minder.’
Communicatietechnieken in het radiofrequente gebied nemen enorm toe, mensen gebruiken smartphones vrijwel doorlopend en steeds meer apparaten ‘praten’ met elkaar via internet. Maar leidt dat ook tot gezondheidsrisico’s? Op verzoek van de Tweede Kamer bracht de Gezondheidsraad in 2020 het advies 5G en gezondheid uit. ‘Veelvuldig gebruik van mobieltjes kent gezondheidsrisico’s als slecht slapen, verslavingsproblemen en ernstige verkeersongevallen’, zegt Kromhout, ‘maar de blootstelling aan radiofrequente straling is zover we nu weten geen reden om je zorgen te maken. Het is niet het nieuwe asbest, zoals sommige mensen denken.’

Krachtige MRI-scanner

In de gezondheidszorg heeft de toepassing van elektromagnetische velden eveneens een hoge vlucht genomen. Zo worden er steeds sterkere MRI-scanners ontwikkeld. Vanuit medisch oogpunt is dat winst: MRI geeft een veel beter beeld van wat er in het lichaam gebeurt dan röntgenfoto’s. Ook zijn de elektromagnetische velden die MRI gebruikt veel minder gevaarlijk dan (ioniserende) röntgenstraling. Van Rongen: ‘Ioniserende straling kun je gebruiken om tumoren te bestralen: je kunt er dus weefsel mee beschadigen. Dat risico heb je bij MRI niet.’
De huidige MRI-scanners in ziekenhuizen zijn veelal 3 Tesla-scanners. Inmiddels hebben grote beeldvormende techniekgroepen van onderzoekers en artsen de handen ineen geslagen om een krachtige 14 Tesla-scanner neer te zetten. ‘Er zit een ongelooflijke technologiedruk op: producten komen op de markt, worden uitgerold en een beetje in de gaten gehouden’, vertelt Kromhout. ‘Als patiënt beland je misschien een paar keer in je leven in een MRI-scanner. De risico’s daarvan zijn klein’, zegt Van Rongen. ‘Maar mensen die er dagelijks mee werken kennen een veel hogere blootstelling.’ Recent onderzoek in Nederland onder beroepskrachten die MRI-scanners produceren, laboranten en anderen die met en rond deze apparatuur werken, laat onder andere verbanden zien met duizeligheid, ongevallen en hoge bloeddruk, vertelt Kromhout. Voor hen is het aan te raden om de blootstelling zo veel mogelijk te beperken door afstand te houden van de bron en regelmatig met collega’s te rouleren.

Maatschappelijke onrust

Hoewel de risico’s van blootstelling aan niet-ioniserende elektromagnetische velden voor de algemene bevolking erg laag zijn, zou Kromhout graag zien dat er meer aandacht komt voor het aspect gezondheid. ‘Tot nu toe wordt er in het vrije veld soms gemeten om te kijken of de huidige normen niet worden overschreden’, zegt hij. ‘Gezien de huidige ontwikkelingen is het verstandig om de blootstelling systematisch en geïntegreerd te monitoren bij de burger. Die heeft immers met verschillende bronnen te maken. Met de resultaten daarvan kun je ook de vraag beantwoorden of de blootstelling toeneemt doordat er meer bronnen zijn of dat we dat alleen maar denken. Deel je die meetgegevens met burgers, dan kun je waarschijnlijk ook een deel van de maatschappelijke onrust rond straling voorkomen. Dat gebeurt nog te weinig.’