'Een gezonde en veilige werkplek waarborgen, daar gaat het om'
Interview met prof. dr. Saskia Klosse, hoogleraar sociaal recht Universiteit Maastricht en voorzitter subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek van de Sociaal-Economische Raad
De adviezen die de Gezondheidsraad opstelt over gevaarlijke stoffen vormen het startpunt voor de subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek van de Sociaal-Economische Raad. Die commissie formuleert de grenswaarden voor stoffen die kankerverwekkend of inhaleerbaar allergeen zijn. Voorzitter prof. dr. Saskia Klosse, hoogleraar sociaal recht (Universiteit Maastricht), licht het werk van de subcommissie toe. “Ons werk heeft een beetje een stoffig imago, maar is voor de gezondheid van werkenden erg belangrijk.”
Een op de zes werknemers heeft te maken met gevaarlijke stoffen waarvan zij ziek kunnen worden. Jaarlijks overlijden in ons land 3.000 mensen aan ziektes die ze door gevaarlijke stoffen op het werk hebben opgelopen. Om gezondheidsschade te voorkomen, verplicht de Arbeidsomstandighedenwet werkgevers beheersmaatregelen te nemen. “Werkgevers moeten zorgen dat de blootstelling niet uitkomt boven de wettelijke grenswaarde voor de betreffende stof”, vertelt Klosse. Die grenswaarden stelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vast. Ze gelden voor alle sectoren die in Nederland met die stof werken.
Streef- en verbodsrisiconiveaus
De adviezen van de Gezondheidsraad en de subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek van de SER (GSW-SER) spelen onder meer een belangrijke rol bij het vaststellen van die wettelijke grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen en mutagene stoffen die het DNA beschadigen. De Gezondheidsraad beoordeelt de toxische eigenschappen en gezondheidseffecten van de stof. De Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS) van de Gezondheidsraad doet dit op basis van wetenschappelijk onderzoek en gezondheidskundige kennis. In zijn advies leidt de raad voor kankerverwekkende stoffen twee gezondheidskundige advieswaarden af – voor het streef- en verbodsrisiconiveau – uitgedrukt in de maximale concentratie van een stof in de lucht op de werkplek. De advieswaarde voor het streefrisiconiveau beschermt werkenden het beste; boven de advieswaarde voor het verbodsrisiconiveau mag de blootstelling niet uitkomen. Klosse: “De adviezen van de Gezondheidsraad zijn het vertrekpunt voor ons werk. De gezondheidskundige advieswaarden voor het streef- en verbodsrisiconiveau aanvaarden we als een gegeven. Daar is geen discussie over."
Haalbaarheidstoets
Op basis van de in het advies van de Gezondheidsraad geformuleerde waarden voert de subcommissie GSW-SER een haalbaarheidstoets uit. “Momenteel werken we bijvoorbeeld aan haalbaarheidstoetsen voor acrylamide en arseenverbindingen, en voor allergene stoffen als isocyanaten”, zegt Klosse. “Het is onze opdracht om per stof te bepalen welke grenswaarde haalbaar is. Daarvoor kijken we onder meer naar het daadwerkelijke blootstellingsniveau in bedrijven en hoe dat naar beneden kan. Omdat er gaandeweg meer technische mogelijkheden bijkomen om werknemers beter te beschermen, herhaalt onze commissie de haalbaarheidstoets om de paar jaar. Indien mogelijk adviseren we de minister dan om de wettelijke grenswaarde ter verlagen”, legt ze uit. “Van een afstand lijkt ons werk soms een stoffig imago te hebben. Bekijk je het van dichtbij, dan zie je hoe belangrijk het is voor de gezondheid van werkenden.”
Poldermodel
“De vakbonden zien het liefst dat de grenswaarde wordt vastgesteld op het niveau van de streefwaarde. Technisch is dat niet altijd haalbaar, nog los van de investeringen die ermee gemoeid zijn”, vertelt Klosse. Voor werkgevers zijn de kosten direct voelbaar, terwijl de baten veelal pas in de toekomst duidelijk worden. Tegelijkertijd voelen ondernemers de druk van rechtszaken, bijvoorbeeld rond asbest en chroom-6.
De commissie GSW-SER opereert volgens het poldermodel. “In de commissie wordt stevig gediscussieerd, maar de grondhouding is positief”, zegt ze. “De leden zijn bereid om samen tot de beste oplossing te komen.” Voorzitter Saskia Klosse en onafhankelijk deskundige prof. dr. Dick Heederik, verbonden aan het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS, Universiteit Utrecht), zijn de aanvoerders. Van werknemerskant zijn vakbonden FNV, CNV en VCP vertegenwoordigd; van ondernemerskant VNO-NCW, FME en MKB-Nederland. Dr. Jolanda Rijnkels (Gezondheidsraad) is adviserend lid.
Brug naar de praktijk
De subcommissie GWS-SER zoekt ook geregeld contact met branches en sectoren. “Brancheorganisaties zijn belangrijk en helpen bedrijven om de Arbowetgeving na te leven. Ze vormen een brug naar de praktijk. Op basis van de theorie kunnen wij wel zeggen ‘geen gezeur, die sector moet nu maar gewoon de streefwaarde nakomen’, maar het is de vraag of dat effectief is”, aldus Klosse. “Het kan dan helpen om samen met branches die met de betreffende stof werken na te gaan wat er mogelijk is om het blootstellingsniveau te verlagen. Vervolgens kunnen we een grenswaarde formuleren die voor bedrijven reëel en haalbaar is.”
Meer druk op de ketel
Het uitvoeren van een haalbaarheidstoets kost tijd, meestal meer dan een jaar per stof. De subcommissie GSW-SER kijkt nu hoe dat sneller kan. “Tot nu toe hadden sectoren een jaar de tijd om meetgegevens over de blootstelling aan een stof aan te leveren. Dat willen we verkorten tot zes maanden”, zegt Klosse. “We zetten daarmee wat meer druk op de ketel. Daar staat tegenover dat bedrijven volgens de Arbeidsomstandighedenwet verplicht zijn de effectiviteit van hun beheersmaatregelen regelmatig te meten. Als het goed is, hébben ze die gegevens dus gewoon al.”
Ook haar eigen werkwijze wil de subcommissie GSW-SER aanpassen. “Om te voorkomen dat tijd verloren gaat, willen we een expertbureau met deskundigen oprichten dat de commissie ondersteunt bij de uitvoering van de haalbaarheidstoets.”
Europese harmonisatie
Ook op Europees niveau zijn aanpassingen wenselijk. “Vertegenwoordigers van ondernemers en werknemers uit onze commissie zouden graag meer harmonisatie zien op Europees niveau”, zegt Klosse. Voor een aantal kankerverwekkende en mutagene stoffen – stoffen die het DNA kunnen aantasten – bestaan Europese grenswaarden – de zogenaamde Binding Occupational Exposure Limits (BOEL), vastgesteld op basis van de wetenschappelijke adviezen van het Committee for Risk Assessment (RAC) en afwegingen over de haalbaarheid. De lidstaten stellen daarvoor ieder een wettelijke grenswaarde op, die niet uit mag komen boven de Europese norm. Omdat er verschillend wordt geoordeeld over wat technisch haalbaar is, kan dit betekenen dat bedrijven met vestigingen in meerdere EU-lidstaten in het ene land meer beheersmaatregelen moeten nemen dan in het andere.
“De Europese normen zijn overigens vaak minder streng dan de Nederlandse streefwaarden”, aldus Klosse. “In 2020 organiseerde de SER een Europese conferentie om best practices uit te wisselen en uitleg te geven over de Nederlandse risicogestuurde benadering. De Duitse werkwijze lijkt al op de onze; de gedachte is om daarin meer landen mee te krijgen.”
Synthetische nanodeeltjes
Niet voor alle kankerverwekkende en mutagene stoffen of andere gevaarlijke stoffen bestaan er Europese normen. Ook komen er steeds nieuwe potentieel gevaarlijke stoffen bij, zoals synthetische nanodeeltjes. “Natuurlijk is het belangrijk om daar bijtijds naar te kijken”, aldus Klosse. “Maar laten we niet vergeten dat er nog steeds werknemers ziek worden door de blootstelling aan ‘oude’ gevaarlijke stoffen. We moeten het evenwicht dus goed bewaken. Er zijn immers nog enorm veel mensen die werken met ‘oude’ gevaarlijke stoffen als asbest, kwartsstof of blootstaan aan dieselmotoremissies.”