Voorzitter Pim van Gool kondigt vertrek aan
Deze week heeft de voorzitter van de Gezondheidsraad, prof. dr. Pim van Gool, tijdens een bijeenkomst van de Presidiumcommissie zijn vertrek aangekondigd. Daarmee verzoekt hij de commissie om een benoemingsadviescommissie (BAC) in te stellen. Pim is sinds 2005 lid van de Gezondheidsraad en werd in 2012 benoemd tot voorzitter. We spraken met de vertrekkend voorzitter over zijn overwegingen om te stoppen en zijn plannen voor de toekomst.
Hoe bent u tot de beslissing gekomen om te stoppen als voorzitter van de Gezondheidsraad?
Het is een samenloop van zaken die hebben gemaakt dat dit mij een goede timing lijkt. Ten eerste merkte ik dat ik persoonlijk toe ben aan iets anders. Wanneer ik de afgelopen tijd probeerde na te denken over wat dat dan zou kunnen zijn, kon ik zelfs daar niet de rust voor vinden. Naast het voorzitterschap bij de Gezondheidsraad werk ik als hoogleraar neurologie bij het Amsterdam UMC én als consulent neurologie en ouderenpsychiatrie bij Dijk en Duin in Castricum. Daarnaast is er ook nog een privéleven waar ik aandacht en ruimte voor wil hebben. Het werd me duidelijk: het is te veel en te vol. Ik moet ergens meer rust creëren. Dat is moeilijk voor mij. Ik kan slecht nee zeggen.
Daarbij komt dat na deze zomer formeel het laatste jaar van mijn tweede periode als voorzitter ingaat. Ik heb vanaf mijn start als voorzitter geweten dat ik dit zeker meer dan vier jaar, maar niet langer dan acht jaar zou willen doen. Dat komt nu mooi samen met waar de Gezondheidsraad als organisatie op dit moment staat. Er is de afgelopen periode een veranderproces in gang gezet, met goed resultaat. Daarvan plukken we nu de eerste vruchten. Daarnaast kan de formele reorganisatie van het secretariaat naar verwachting komend jaar succesvol worden afgerond. Dit lijkt mij dan ook een goed moment om het stokje door te geven.
U geeft aan nog weinig tijd te hebben gehad om over de toekomst na te denken. Kunt u toch al een tipje van de sluier oplichten?
In alle eerlijkheid, ik weet echt nog niet wat ik ga doen. Eén van de zaken waar ik meer tijd voor krijg, is mijn onderzoeksgroep binnen het Amsterdam UMC. Die onderzoeksgroep op het gebied van dementiepreventie is altijd doorgegaan. Maar daarbij heb ik afgelopen jaren heel veel moeten leunen op andere mensen. Ik heb wel eens het gevoel gehad dat ik ze een beetje in de steek liet. Binnen die onderzoeksgroep leven ook weer nieuwe plannen, waar subsidieaanvragen voor nodig zijn. Het zou leuk zijn om daar weer een directere en meer hands on bijdrage aan te kunnen leveren.
Maar buiten dat gaan mijn gedachten nog alle kanten op. En wat ik juist niet wil is me vastleggen. Ik wil nu juist die tijd en ruimte creëren om vrij na te denken over de toekomst.
Welke veranderingen heeft u binnen de Gezondheidsraad gezien tijdens uw voorzitterschap?
Als ik nu terugkijk hebben we de afgelopen jaren fundamentele veranderingen doorgevoerd in onze werkwijzen. Dat is langs de lijnen van geleidelijkheid gegaan. Het heeft verschillende aspecten: het aantal beraadsgroepen is teruggebracht, we zijn digitaal gaan publiceren, er is een meer projectmatige aanpak in adviestrajecten, we werken met tekstplannen voor het schrijven van de adviezen. We zijn daarmee echt weer een moderne organisatie geworden die klaar is voor de toekomst en volle kracht vooruit kan.
Op welke manier heeft u daar als persoon iets aan kunnen bijdragen?
Wat ik leuk vind – en waarvan ik hoop dat dat een bijdrage is geweest – is om over nieuwe dingen na te denken. In een situatie waarbij je iets altijd op een bepaalde manier doet, je eens afvragen of het ook op een andere manier kan. Ook als iets al goed is, vraag ik me altijd af: zou het nóg beter kunnen? Dat is een soort grondhouding waarvan ik hoop dat dat stimulerend is geweest. Ik vind het namelijk vooral leuk om dat met mensen samen te doen. Dat komt waarschijnlijk door mijn onderwijsachtergrond bij het Amsterdam UMC, waar ik altijd heb samengewerkt met jonge mensen die zelf onderzoeker willen worden. Wat ik daarvan heb geprobeerd mee te nemen naar de Gezondheidsraad is om ruimte te geven aan mensen om zelf met initiatieven te komen en daar ook een eigen kleur aan te geven.
De benoemingsadviescommissie gaat nu werk maken van uw opvolging. Wat zou u een opvolger alvast willen meegeven?
Ik zou in ieder geval het inzicht willen meegeven dat de Gezondheidsraad een organisatie is met veel gezag. Dat klinkt als iets groots en vasts – en dat is het in zekere zin ook – maar in de huidige tijdsgeest is het ook iets heel delicaats. Je kunt negenennegentig keer iets goed doen, maar mensen herinneren zich die ene van de honderd keer dat het faliekant misgaat. De lat ligt dus hoog. En dat is goed. Je moet als organisatie altijd op je toppen van je kunnen functioneren. Het werk van de Gezondheidsraad doet er echt toe en dat schept grote verantwoordelijkheden.