Wetenschap biedt houvast bij vragen over vaccineren

Interview met prof. Gerhard Zielhuis, Radboudumc, Nijmegen

Maatschappelijke discussie over vaccineren is niet nieuw. Toch laait het vaccinatiedebat de laatste tijd weer op. In vele artikelen, columns en debatten geven experts, bezorgde burgers en belangenverenigingen hun mening over de dalende vaccinatiegraad in Nederland. Ook in de politiek wordt over dit onderwerp gesproken.

Prof. dr. ir. Gerhard Zielhuis
Beeld: ©Gezondheidsraad

Te midden van deze discussies bracht de Gezondheidsraad in december twee adviezen uit: Vaccinatieschema zuigelingen na maternale kinkhoestvaccinatie en Vaccinatie tegen meningokokken. Prof. dr. ir. Gerhard Zielhuis is sinds september 2018 voorzitter van de vaste Commissie Vaccinaties, die de adviezen heeft opgesteld. We spraken met hem onder andere over de criteria die worden gehanteerd bij het adviseren over vaccineren.

‘Juist nu er in de maatschappij veel meningen zijn, is het belangrijk dat de politiek kan varen op de helderheid die de wetenschap biedt.’

Er is veel beroering  in de maatschappij en politiek rondom het onderwerp vaccineren. Enerzijds zijn er mensen die vinden dat beschikbare vaccins liefst zo snel mogelijk in het rijksvaccinatieprogramma moeten worden opgenomen. Anderzijds zijn er groepen die wantrouwend staan tegenover vaccineren en zich er kritisch over uitlaten. Hoe gaat u als voorzitter van de Commissie Vaccinaties te werk om hierin uw koers te bepalen?


De hele Commissie Vaccinaties voelt zich verantwoordelijk om de bewindspersonen goed te ondersteunen bij het maken van keuzes over belangrijke volksgezondheidskwesties. In Nederland is het goed gebruik dat de politiek geen beslissingen neemt over vaccinaties zonder een afgewogen advies gebaseerd op de stand van de wetenschap. Juist nu er in de maatschappij veel meningen zijn, is het belangrijk dat de politiek kan varen op de helderheid die de wetenschap biedt.

Heeft u het binnen de commissie ook over die maatschappelijke discussie?

Veel van de commissieleden staan ook met voeten in de klei. Bijvoorbeeld huis- en kinderartsen die in hun praktijk worden geconfronteerd met de ellende van infectieziekten en de discussies die daarmee gepaard gaan. De commissie neemt de discussies ook waar in de media. Daar hebben we het natuurlijk met elkaar over. Een enkele keer ontvangen we een brief. Bijvoorbeeld van patiëntengroepen die op grond van persoonlijke ervaringen spreken. Toch is het belangrijk dat we als commissie die maatschappelijke beroering altijd kunnen scheiden van de wetenschappelijke discussie. En uiteindelijk is het natuurlijk aan de minister of staatssecretaris om in samenspraak met de Tweede Kamer tot een beslissing te komen. 

Uw commissie werkt met een beoordelingskader op basis waarvan wordt geadviseerd om wel of niet over te gaan tot vaccineren. Hoe werkt dat beoordelingskader?

Om te komen tot een weloverwogen advies kijken wij naar een aantal criteria. De eerste vraag die we stellen is: is er sprake van een volksgezondheidsprobleem? Ieder sterfgeval is vreselijk. Tegelijkertijd is het heel belangrijk dat een vaccinatieprogramma voor grote groepen van de bevolking heel weloverwogen wordt ingevoerd. Daarbij telt dus mee hoe vaak een ziekte voorkomt. Bij infectieziekten gaat het dan met name om de vraag of de bevolking een risico loopt om besmet te raken. En zijn we in staat om die ziekte de kop in te drukken wanneer voldoende mensen gevaccineerd zijn? We kijken ook naar vragen als: wat is het persoonlijk leed van iemand die ziek wordt, is er kans om eraan te overlijden, of om er blijvende complicaties aan over te houden?

Het volgende belangrijke criterium heeft betrekking op de effectiviteit van het vaccin. Is het een vaccin dat z’n claim waarmaakt en het risico van besmetting aanzienlijk kan terugbrengen? En daarop aansluitend het derde criterium: is het vaccin voldoende veilig? Zijn er geen bijwerkingen die maken dat je het ene probleem oplost, maar tegelijkertijd een ander probleem creëert?
Op basis van deze drie criteria: is er een volksgezondheidsprobleem, effectiviteit en veiligheid van het vaccin, wordt de basis van een advies van de Gezondheidsraad gelegd.

Tot slot verwacht een minister ook dat we iets zeggen over de kosteneffectiviteit. De minister kan het geld maar één keer uitgeven en moet daarin belangrijke beslissingen nemen. Het argument van kosteneffectiviteit krijgt in de publiciteit vaak veel aandacht. Maar voor onze adviezen zijn juist de eerder genoemde criteria het belangrijkst.

In het geval van meningokokken B heeft uw commissie geadviseerd om nog niet over te gaan tot het opnemen van het vaccin in het rijksvaccinatieprogramma. Hoe is dat advies tot stand gekomen?

In ons advies komen de drie genoemde criteria heel duidelijk aan bod. Allereerst hebben we gekeken naar het volksgezondheidsprobleem. We zien dat voor ieder individu dat ziek wordt ten gevolge van deze meningokokkenbacterie dit een heel ernstige kwestie is met grote risico’s. Tegelijkertijd zien we dat er in Nederland gelukkig relatief weinig ziektegevallen zijn, veel minder dan bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk. Over de effectiviteit van het vaccin dat beschikbaar is voor meningokokken B hebben wij geconcludeerd dat er nog veel onzeker is. Het reduceert wel de kans op een ziekte, maar mogelijk niet zo goed als je graag zou willen. Tot slot hebben we geconstateerd dat het vaccin weliswaar veilig is, maar bijwerkingen heeft zoals de koortsreacties die kunnen optreden wanneer het vaccin in een programma gelijktijdig met andere vaccins wordt gegeven. Zodanig zelfs dat de fabrikant adviseert om direct na de vaccinatie koortsremmers zoals paracetamol te geven. Dat is een nadeel. Kijkend naar de optelsom van de relatief lage incidentie, onzekerheid over de effectiviteit van het vaccin en de bijwerkingen, adviseren we om dit vaccin opnieuw te beoordelen wanneer er meer gegevens beschikbaar zijn. Met name over de effectiviteit van het vaccin. We denken dat dat ongeveer over drie jaar het geval is.

In de Tweede Kamer is onlangs gesproken over zorgen om de dalende vaccinatiegraad in Nederland. Is dit iets waar de Gezondheidsraad advies over zou kunnen geven?

Tot nu hebben we er niet over geadviseerd. Er kan ook nog niet één duidelijke oorzaak worden genoemd voor de dalende vaccinatiegraad. Er is wel steeds meer sociaalwetenschappelijke literatuur die houvast zou kunnen bieden om een evidence based strategie te bepalen om die vaccinatiegraad te beïnvloeden. Maar hoewel er wel commissieleden zijn die hier vanuit hun eigen professie artikelen over schrijven, is de Commissie Vaccinaties niet echt geëquipeerd om sociaalwetenschappelijke literatuur te beoordelen. Een anders samengestelde commissie van de Gezondheidsraad zou dat wel heel goed kunnen.

De vaccinatiegraad is wel een belangrijk issue. Als je onder een bepaalde kritische grens komt, dan vormt dat wel degelijk een groot risico. Gemiddeld is de vaccinatiegraad in Nederland nog steeds goed. Maar in bepaalde gebieden in het land is dat echt minder. Traditioneel zijn dat altijd de confessionele geloofsgemeenschappen geweest, maar tegenwoordig zie je dat voor sommige vaccins bijvoorbeeld ook in een stad als Amsterdam en andere gemeenten. Ook in het klein kan dit probleem zich voordoen, bijvoorbeeld binnen scholen of kinderdagverblijven. Als de vaccinatiegraad daar laag is, kan het zijn dat kinderen onvoldoende beschermd zijn.

Het is goed als men zich realiseert dat vaccineren voor een belangrijk deel is gebaseerd op een solidariteitsprincipe. In de discussie over de vaccinatiegraad gaat het er niet alleen om dat iedereen zelf moet kunnen beslissen, maar moeten we juist ook een beroep doen op de verantwoordelijkheid van elke burger voor de totale volksgezondheid. Het werkt nu eenmaal zo: hoe meer mensen in de omgeving gevaccineerd zijn, hoe minder risico iedereen loopt. De hele bevolking heeft daar voordeel van!